Meest gestelde vragen

Wat is een PRUP? 

Wat zijn de gevolgen van een PRUP?

Hoe komt een PRUP tot stand?

Welke documenten zijn aan de opmaak van een PRUP verbonden? t

Waar kunnen burgers en organisaties opmerkingen geven op de documenten?

Door wie en wanneer worden er beslissingen genomen?

Waarom maken we een PRUP Kempense Meren ?

Hoe en door wie zijn de plangebieden bepaald?

Is alles al beslist? Hoe en door wie wordt er beslist?

Wanneer en door wie wordt het PRUP gerealiseerd?

Wat als mijn perceel van waarde vermindert?

Worden de mogelijke effecten in Nederland onderzocht?

Waarom is het PRUP belangrijk voor natuur?

Hoe gaan we om met everzwijnen die schade veroorzaken?

Wat verandert er voor de jacht?

Wie vergoed het ontbossen en bebossen?

Hoelang duurt het voor de boscompensatie effectief is?

Hoelang duurt het om een bos om te vormen tot landbouwperceel?

Waarom is het PRUP belangrijk voor zandontginning?

Waarom is het PRUP belangrijk voor waterwinning in Schansheide en wat verandert er?

Plassen trekken meer ganzen, watervogels en muggen aan. Hoe gaan we om met de schade die deze dieren veroorzaken?

Waarom wordt Schansheide niet uit het plangebied geschrapt om het vervangend ontginningsgebied te verkleinen?

Waarom bepalen we het vervangend ontginningsgebied op basis van volume in plaats van op basis van oppervlakte?

Waarom is het PRUP belangrijk voor recreatie in het Zilvermeer?

Werken we flankerende maatregelen uit voor de landbouw?

Kan de overheid dwingende instrumenten inzetten om het PRUP te realiseren?

Door wie en waar worden ruilgronden gezocht? Gaat er onteigend worden? Wat gebeurt er met de pachtwetgeving?

Wat zijn de gevolgen voor Nederlandse landbouwers?

Wanneer maken we concrete afspraken met de betrokken landbouwers?

 

 

Waarom maken we een PRUP Kempense Meren ?

De Kempense Meren zijn een belangrijke toeristische regio met gebieden voor ontspanning en recreatie, bos, landbouw en overnachtingsmogelijkheden. De provincie wenst deze troeven te behouden en te versterken. Daarom worden deze troeven verankerd in het ruimtelijk structuurplan van de provincie Antwerpen en het kaderplan Kempense Meren.

We houden daaarbij rekening met de Vlaamse en Europese richtlijnen, beleidskaders en doelstellingen voor recreatie, ontginning, landbouw en natuur. Betrokken partijen zoals het Zilvermeer, Sibelco en verschillende landbouwbedrijven hebben een grote economische en maatschappelijke betekenis voor de ruime regio. Zij zorgen direct en indirect voor tewerkstelling.

Volgend kader is van belang:
- ruimte voor natuur is verankerd in een beslissing van de Vlaamse regering om delen van dit gebied aan te wijzen als habitatrichtlijngebied (Europese natuur, onderdeel van het Natura 2000-netwerk).
- ruimte voor kwartszandontginning is voorzien in het 2de Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 19 december 2014.
- in 2007 heeft de Vlaamse regering bij de aanduiding van HAG (herbevestigd agrarisch gebied) in Postel-Zuid al een beleidsmarge opgenomen voor ontginningen in dit gebied.
- in 2008 werd voor de (hydrologische) buffering van de natuurwaarden bij Koemook al 40 ha landbouw binnen het vogelrichtlijngebied door de Vlaamse regering principieel vastgelegd in een actieplan.

Om als overheid onderbouwde en overwogen keuzes te maken, worden al deze ruimtevragen binnen het planningsproces van het PRUP Kempense Meren II tegen elkaar afgewogen en getoetst aan de verschillende wetgevingen.

In het eerste deel van de scopingnota en de procesnota vind je meer detailinformatie terug.
 

Hoe en door wie zijn de verschillende plangebieden bepaald?

Bij het vastleggen van de verschillende plangebieden/puzzelstukken is er rekening gehouden met de Europese Natuurdoelen in habitatrichtlijngebied, bestaande en via wetgeving vastgelegde natuur- en erfgoedwaarden en het realiseren van beter aaneengesloten landbouw- en natuurgebieden. Ook hield men rekening met eerder uitgevoerd onderzoek zoals het goedgekeurde plan-MER van Kempense Meren I. De puzzelstukken zijn gebieden waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn om tot de plandoelstellingen te komen.

Deze plangebieden/puzzelstukken zijn besproken met de verschillende administraties en betrokken partijen. Een eerste toetsing naar haalbaarheid op het vlak van wetgeving en op basis van regiokennis is gebeurd.

De puzzelstukken zijn voorgelegd aan de stuurgroep, zoals omschreven in de procesnota. In deze stuurgroep zijn naast administraties, ook onder meer het middenveld en het beleid vertegenwoordigd.

In het eerste deel van de scopingnota worden alle puzzelstukken in detail beschreven. Op basis van inspraak uit de publieke raadpleging kan bijkomend onderzoek overwogen worden voor nieuwe voorstellen/gebieden/puzzelstukken. De nieuwe puzzelstukken zijn opgenomen in de scopingsnota.  
 

Is alles al beslist? Hoe en door wie wordt er beslist?

Het plan kan tot aan de definitieve goedkeuring nog aangepast worden. Er zijn in deze fase nog geen definitieve beslissingen. De besluitvorming doorloopt een traject in verschillende stappen zoals voorzien in de wetgeving en zoals uitgebreid uitgelegd in de procesnota en startnota. Tijdens het planningsproces worden er tussentijdse beslissingen genomen.

De provincieraad van de provincie Antwerpen beslist wanneer de documenten voldoende zijn uitgewerkt om voor te leggen aan de bevolking. Het prubliek krijgt dan inspraak tijdens een openbaar onderzoek. Na deze inspraak kan de provincieraad van Antwerpen, op het einde van het planningsproces, het provinciaal Ruimtelijke Uitvoeringsplan goedkeuren.

De wetgeving voorziet dat de bevolking op twee momenten tijdens de procedure opmerkingen kan inbrengen.

• Een eerste moment is bij de publieke raadpleging. Voor het PRUP Kempense Meren was dit van 11 september tot en met 9 november 2017. Het planteam geeft op basis van deze adviezen en reacties richting aan het verdere onderzoek. Bijvoorbeeld door bijkomende onderzoeksvragen of alternatieven op te nemen.

• Een tweede moment is bij het openbaar onderzoek van het ontwerp van PRUP. Op dat ogenblik is alle onderzoek doorlopen en zijn de onderzoeksresultaten ook voor iedereen raadpleegbaar. Tijdens het openbaar onderzoek kan de bevolking nog opmerkingen maken over het ontwerpplan of het ontwerp plan-MER.

Aanpassingen aan het plan moeten voldoen aan de bestaande wetgeving. Er zijn alleen aanpassingen mogelijk op basis van vragen en opmerkingen die zijn ingediend door de wettelijk voorgeschreven adviesinstanties of door de bevolking. Aanpassingen moeten betrekking hebben op het grondgebied dat werd opgenomen in het ontwerpplan. Een uitbreiding naar andere gronden is in deze fase niet meer mogelijk. De provinciale commissie voor ruimtelijke ordening (PROCORO) bundelt alle opmerkingen die tijdens de tweede inspraakperiode (openbaar onderzoek) worden ontvangen, behandelt ze en formuleert vervolgens een advies over het plan aan de provincieraad. De indieners van een bezwaarschrift krijgen geen persoonlijk antwoord.

In de procesnota onder hoofdstuk 4 vind je meer info over het planningsproces. De vervolgstappen na iedere fase in het proces lees je in het laatste hoofdstuk van de procesnota.

 

Wanneer en door wie wordt het PRUP gerealiseerd?

Na de goedkeuring van het PRUP kunnen heel wat betrokken actoren toekomstige plannen realiseren:

• Huidige of toekomstige eigenaars kunnen de nieuwe bestemming realiseren na het verkrijgen van de nodige vergunningen.

• Het Agentschap voor Natuur en Bos is verantwoordelijk voor de realisatie van de Europese Natuurdoelen. ANB zal deze natuurdoelen niet allemaal zelf realiseren: het maakt contracten op met de eigenaars van de betrokken gronden. ANB doet voor de realisatie ook beroep op een aantal bevoorrechte partners zoals de gemeenten en Natuurpunt. Een beschrijving van de Europese natuurdoelen voor de omgeving van Postel en de procedure en timing hiervan vind je terug op de website https://www.natura2000.vlaanderen.be/gebied/kleine-nete.
Het stopzetten van landbouw in bepaalde gebieden is afhankelijk van de timing van de realisatie van de natuurdoelen. Het is wenselijk om het landbouwgebruik in Koemook-Oost en Koemook-Zuid op korte termijn stop te zetten.

• Sibelco staat in voor de realisatie van het vervangend ontginningsgebied. Daarvoor moet, na de goedkeuring van het PRUP, eerst nog een meer gedetailleerder milieuonderzoek worden uitgevoerd (project-MER) in functie van de nodige omgevingsvergunning. In het plan-MER en het PRUP wordt een fasering voor de ontginning onderzocht.

• De provincie blijft verantwoordelijk voor de verdere uitbouw en het beheer van het provinciaal domein Zilvermeer.

• Een aantal flankerende maatregelen voor landbouw worden samen met de goedkeuring van het PRUP vastgelegd. De uitvoering kan gefaseerd gebeuren op basis van afspraken met Sibelco en/of ANB.

De scopingsnota bevat onder hoofdstuk 1.3.5.  een indicatieve timing voor de realisatie op het terrein.
 

Wat als mijn perceel in waarde vermindert?

Elke bestemmingswijziging kan planbaten (vermeerdering van waarde) of planschade (vermindering van waarde) veroorzaken. Dit is gekoppeld aan de bestemmingswijziging en aan de wetgeving ruimtelijke ordening.
De percelen waar mogelijk planbaten of -schade ontstaat, worden aangegeven bij de opmaak van het PRUP in de volgende fase van het planningsproces. Inzicht hierin wordt ook voorgelegd in het openbaar onderzoek.

Bij het ruilen van gronden via het decreet landinrichting zijn mogelijkheden tot vergoeding voorzien, omdat door een bestemmingswijziging de waarde van de grond kan wijzigen.

De nota landbouw geeft onder hoofdstuk 5.3.2 meer informatie over de algemene werkwijze bij instrumenten van grondmobiliteit. Het is pas bij het opmaken van een eventueel grondruilplan dat de landcommissie overgaat tot echte prijsbepalingen.

In de nota landbouw - bijlage 1 vind je informatie over instrumenten bij planologische wijzigingen. Deze informatie wordt ook opgenomen in het (ontwerp) inrichtingsplan.  

 

Worden de mogelijke effecten in Nederland voldoende onderzocht?

Er zijn geen bestemmingswijzigingen of terreiningrepen van Kempense Meren II op Nederlands grondgebied. Er kunnen dus enkel indirecte effecten optreden in Nederland.

Om de mogelijke effecten van ontginningen in Mol Postel-Zuid via grondwater te onderzoeken, is een grondwatermodel opgesteld door VITO/Sibelco. Het onderzoeksgebied van dat model is zo gekozen dat elk mogelijk te verwachten effect binnen het modelgebied valt, ongeacht of het Nederlands of Vlaams grondgebied is.

De effecten op zogenaamde receptordisciplines, die invloed kunnen ondervinden als er iets aan grondwaterstanden verandert, worden ook op Nederlands grondgebied onderzocht.

Verduidelijkingen rond de gehanteerde methodiek van het grondwatermodel en in de plan-MER voor het milieuonderzoek op Nederlands grondgebied vind je in de scopingsnota onder hoofdstuk 2.8 discipline water.

 

Waarom is het PRUP belangrijk voor de natuur?

Er zijn verschillende grote natuurgebieden in de regio Mol Postel-Zuid. Zoals het gebied Den Diel, Koemook, Harde Putten,… Deze natuurgebieden zijn speciale beschermingszones op Europees niveau voor bepaalde dier- en plantensoorten en vegetaties (zogenaamde habitats). Bovendien is het hele gebied van Postel een speciale Europese beschermingszone voor bepaalde vogels. De Vlaamse regering heeft in navolging van deze Europese wetgeving beslist welke Europese natuurdoelen binnen verschillende van deze gebieden te realiseren zijn.

Enerzijds heeft het PRUP als doel om gebieden voor Europese natuurdoelen te verankeren door bestemmingswijzigingen van landbouw naar natuur,. Anderzijds moet het PRUP rekening houden met de Europese natuurdoelen door de effecten van de bestemmingswijzigingen op de natuurwaarden te onderzoeken.

Naast de grote natuurgebieden van Europees belang zijn er nog andere natuurgebieden in de regio. Tijdens de publieke raadpleging werden vragen gesteld over de toekomst van de stortput naast het Zilvermeer. Die heeft een belangrijke natuurwaarde. De ruimtelijke bestemming ervan is natuurgebied. Deze put is niet opgenomen in het planningsproces en blijft in zijn huidige toestand behouden.

Een beschrijving van de Europese natuurdoelen voor Postel en de procedure hierrond vind je terug op de website van ANB: https://www.natura2000.vlaanderen.be/gebied/kleine-nete.

Hoofdstuk 2.7 tot 2.12 van de scopingnota beschrijft het verdere onderzoek naar de effecten op natuur.

 

Hoe wordt omgegaan met het grote aantal everzwijnen die schade veroorzaken?

De voorgestelde bestemmingswijzigingen van het PRUP veranderen niets aan de problematiek op het terrein van de everzwijnen en de mogelijke maatregelen inzake handhaving.

Everzwijnen veroorzaken schade zowel in natuur- als landbouwgebieden. In schademanagement voor everzwijnen worden schadegevoelige gewassen beschermd door preventieve maatregelen. Een natuurgebied is geen schadegevoelig perceel en wordt niet met ursusdraad afgesloten.

Schade door everzwijnen komt enkel in aanmerking voor een vergoeding als de dieren afkomstig zijn uit een natuurterrein, in beheer bij de Vlaamse overheid (vb. Agentschap voor Natuur en Bos) of een erkende terreinbeherende vereniging (vb. Natuurpunt), waarin de soort niet bejaagbaar is en ook niet bestreden mag worden.

Het gebied Koemook is op dit ogenblik in privébeheer.

Indien de landbouwpercelen schadegevoelig zijn voor everzwijnen moet de betrokken landbouwer de schade bewijzen en aantonen dat al de nodige preventieve maatregelen werden genomen voordat  hij een schadeclaim kan indienen.

Als de populatie everzwijnen te groot wordt voor het gebied zijn er mogelijkheden voor reguliere jacht, bestrijding en bijzondere bejaging. In december 2017 ging in het gebied Postel een drukjacht door waarbij meer dan 30 everzwijnen werden geschoten.

Een beschrijving van preventieve maatregelen, bestrijding en schadevergoeding kan je terugvinden op de website van ANB:
https://www.natuurenbos.be/beleid-wetgeving/natuurgebruik/jacht/wat-bij-schade

 

Wat verandert er voor de jacht?

De wijzigingen van bestemming uit het PRUP hebben geen invloed op de jachtmogelijkheden.

 

Wie vergoedt de werken voor het ontbossen en bebossen? Hoelang duurt het voor de boscompensatie effectief is? Hoelang duurt het om bos om te vormen tot landbouwperceel?

In het PRUP worden bestemmingswijzigingen goedgekeurd. Er worden geen maatregelen naar inrichting en beheer in detail uitgewerkt en vastgelegd.De nota landbouw, die evolueert naar een inrichtingsnota, bevat voorstellen van instrumenten voor grondmobiliteit, maar geen voorstellen voor inrichting en beheer.

Binnen de Vlaamse wetgeving op natuur is het niet mogelijk om bos te laten 'verdwijnen'. Alle bossen moeten gecompenseerd worden.

Voor de ontbossing en bebossing moeten nog verdere afspraken gemaakt worden met ANB. De ontwikkeling van een waardevol bos neemt decennia in beslag. Het ontbossen en omzetten naar een landbouwgebruiksperceel evenwaardig aan de omliggende landbouwpercelen, neemt een vijftal jaren tijd in beslag.

De vergunning voor ontbossen of bebossen gebeurt via de vergunningverlenende overheid. Voor het ontbossen is goedkeuring (ontheffing en goedkeuring compensatievoorstel) nodig van het Agentschap voor Natuur en Bos. Voor het bebossen in agrarische bestemming is een bebossingsvergunning van de gemeente nodig en een advies van het Departement Landbouw en Visserij. Voor het bebossen in een groene bestemming hangt het af van een aantal voorwaarden of een natuurvergunning van het Agentschap voor Natuur en Bos noodzakelijk is.

In het PRUP wordt niet beslist wie de bebossing of ontbossing effectief moet uitvoeren. Dit kan gebeuren door de eigenaar of de gebruiker of door een terreinbeherende instantie als een beheerovereenkomst is afgesloten.

Het Agentschap voor Natuur en Bos biedt subsidiemogelijkheden voor bebossing van landbouwgrond aan eigenaars. In een andere FAQ-vraag wordt er aangegeven wat in de wetgeving wordt voorzien als de waarde van een perceel wijzigt.

Samen met het PRUP kunnen overeenkomsten en afspraken worden gemaakt met ANB en andere actoren rond ontbossings- en bebossingsmogelijkheden.

Meer informatie rond ontbossen en bebossen op de website van ANB:
https://www.natuurenbos.be/bomenkappen
https://www.natuurenbos.be/bebossing

 

Waarom is het PRUP belangrijk voor zandontginning?

In de regio zijn verschillende ontginningsgebieden al door het gewestplan van eind jaren 70 juridisch vastgelegd. In het kader van een lange termijn visie werden op het gewestplan ook reservegebieden voor ontginning aangeduid (Pinken te Dessel, Russendorp te Lommel, Zilvermeer te Mol,..). De ontginning van twee reservegebieden is ondertussen opgestart (Pinken te Dessel en Russendorp te Lommel). Het kwartszand of witzand wordt ontgonnen door het bedrijf Sibelco.

Op het gewestplan van 1978 werd er een onderscheid gemaakt tussen reservegebied voor ontginningen en effectief ontginningsgebied. Een effectief ontginningsgebied op het gewestplan kon onmiddellijk ontwikkeld worden. Voor het aansnijden van een reservegebied was bijkomend onderzoek noodzakelijk. Door wijzigingen in de wetgeving wordt er op dit moment geen onderscheid meer gemaakt tussen een reservegebied voor ontginningen en een effectief ontginningsgebied. Door het invoeren van de regelgeving in verband met plan- en project-MER is voor elke ontginning van meer dan 10 hectare bijkomend onderzoek noodzakelijk.

Voor het Zilvermeer te Mol werd in het 2de Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan van de Vlaamse overheid van 19 december 2014 voorzien dat de toegenomen behoefte aan laag ijzerhoudend kwartszand kon worden ondervangen door de aanduiding van een vervangend ontginningsgebied als planologische ruil voor de ontginningsgebieden Zilvermeer en Schansheide die worden geschrapt. Op basis van een aantal criteria (ruimtelijk, geologie, milieuvoorwaarden, …) wordt er gezocht naar een vervangend ontginningsgebied in Mol Postel-Zuid.

In de startnota zijn de motieven opgenomen waarom de zoekgebieden voor kwartszandontginning zich situeren in Postel-Zuid. De zanden zijn er zeer zuiver (laag ijzergehalte) hetgeen zeer belangrijk is omwille van volgende redenen :

• voor de productie van zeer hoogwaardige glastoepassingen waarvoor een groeiende maatschappelijke vraag is
• voor optimalisatie van de glasrecyclage (door bijmenging van zeer hoogwaardige zanden)
• voor een meer duurzame ontginning van de bestaande reserves
• aangezien deze zandreserves uniek zijn in Vlaanderen en complementair aan de laag ijzer zanden in Maasmechelen

Hoofdstuk 1.4.4 van de scopingnota bevat de motivatie voor zandontginning in Postel-Zuid

Meer informatie over de MER-verplichtingen is opgenomen in deel 2 van de scopingnota.

 

Waarom is het PRUP belangrijk voor waterwinning in Schansheide en wat gaat er veranderen?

In het voorgenomen plan wordt overwogen om voor het bestaande drinkwaterproductiecentrum van PIDPA de juiste ruimtelijke bestemming te voorzien, zijnde 'gebied voor infrastructuur voor duurzame watervoorziening' als overdruk.

PIDPA zal voor nieuwe ruimtelijke en/of exploitatie uitbreidingen uiteraard nog steeds een omgevingsvergunning moeten aanvragen. De verankering in het PRUP kan dergelijke vergunning mee faciliteren al blijven de nodige afwegingen binnen dergelijke vergunning steeds aan de orde. Wat betreft het milieu blijft het altijd noodzakelijk periodiek de milieueffecten van de exploitatie te onderzoeken.

De beoogde overdruk voor waterwinning ligt op dezelfde plaats als de reeds vastgelegde beschermingszone 3. De beschermingszones voor deze winning werden afgebakend in het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 maart 1998 en destijds aan alle toenmalige eigenaars binnen deze zones bekend gemaakt. De huidige regels op de gronden gelegen in natuur- of landbouw binnen de beschermingszones van een drinkwaterwinning blijven van kracht (bijvoorbeeld beperken van bemesting, …). Door deze beperking zijn binnen deze beschermingszone niet alle landbouwteelten mogelijk in Schansheide. De meeste percelen worden gebruikt als grasland. Bemesting door het vee ter plaatse vormt geen probleem.

Als het PRUP wordt goedgekeurd is de bestemming ontginning opgeheven en kan geen vergunning meer worden verleend om in Schansheide kwartszand te ontginnen.

Voor zover er zich kansen voordoen is PIDPA mogelijk geïnteresseerd om percelen binnen het gebied aan te kopen. Onteigeningen op basis van het voorgenomen PRUP zijn niet aan de orde.

Naast de waterwinning is het behoud van het bestaande beemdenlandschap met een afwisseling van landbouw en natuur ook een plandoelstelling voor Schansheide. Hierdoor wordt de waarde van het gebied voor landbouw, landschap en natuur bevestigd. Het beemdenlandschap wordt gekenmerkt door bestaande houtkanten die behouden moeten blijven. Onderhoudswerken van deze houtkanten zijn altijd mogelijk maar voor het verwijderen van een houtkant is een natuurvergunning nodig, zoals dit nu ook al het geval is.

Hoofdstuk 1.3.2. van de scopingnota bevat de motivatie voor de bestemmingswijziging in Schansheide.

 

Plassen trekken meer ganzen, andere watervogels en muggen aan. Hoe wordt omgegaan met de schade die deze dieren veroorzaken?

De schade die muggen of ganzen kunnen veroorzaken worden niet bestudeerd in het milieuonderzoek op planniveau. Dit zijn onderzoeksvragen voor het milieuonderzoek op projectniveau. Dit onderzoek op projectniveau gebeurt door de toekomstige ontginner, Sibelco.

Uit het milieuonderzoek op projectniveau kan blijken dat er bijkomende maatregelen nodig zijn om de hinder van ganzen en andere dieren te verminderen. In dat onderzoek wordt ook aangegeven op welke wijze dit opgelegd kan worden.

Ook voor ganzen is er de mogelijkheid tot gewone jacht, bijzondere bejaging en bestrijding indien er schade ontstaat na het nemen van voldoende preventieve maatregelen om schade te voorkomen.

Hoofdstuk 2.9 en 2.12 van de scopingnota: watervogels worden wel vanuit de invalshoek van het vogelrichtlijngebied onderzocht in het milieuonderzoek (discipline Biodiversiteit en Passende beoordeling).

 

Waarom kan Schansheide niet geschrapt worden uit het plangebied zodat het vervangend ontginningsgebied kan verkleind worden?

Het evenwicht van de ruimtelijke belangen is iets dat beleidsmatig moet afgewogen worden en dit kan best op het einde van het planningsproces als alle onderzoeksresultaten bekend zijn. In de loop van het planningsproces kunnen er nog nieuwe elementen naar boven komen.

De behoeften aan de oppervlaktedelfstof kwartszand werd reeds afgewogen in het 2de Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan en ligt in dit planningsproces niet meer ter beoordeling voor. In dit oppervlaktedelfstoffenplan wordt de planologische ruil van 182 ha beschreven als een manier om de toegenomen behoefte aan laag ijzer kwartszanden op te vangen.

Het gegeven dat op dit ogenblik slechts één ontginner van kwartszand in Vlaanderen actief is speelt geen rol in een ruimtelijke afweging die gemaakt moet worden in functie van de toekomstige ruimtelijke behoeften. Een RUP moet ruimtelijke aanspraken afwegen, niet de private belangen.

De plandoelstelling voor Schansheide is het behoud van het bestaande beemdenlandschap met een afwisseling van landbouw en natuur. Dit landschap is immers waardevol in zowel landschappelijk als ecologisch opzicht en heeft een nog hogere mogelijke toekomstige natuur- en landschapswaarde. Deze visie is ook opgenomen in de Vlaamse visie binnen de Afbakening van de Agrarische en Natuurlijke structuur (AGNAS). Ook als beschermingszone voor de waterwinning van PIDPA heeft dit gebied een grote betekenis. Om dit gebied op lange termijn te kunnen behouden moet de stedenbouwkundige bestemming van ontginningsgebied verwijderd worden.

In het plan-MER opgemaakt in functie van het eerdere planningsproces Kempense Meren I werd het nulalternatief voor Schansheide, rekening houdend met de ontginningsbestemming, onderzocht. De ontginning van die omgeving, bleek een negatief effect te hebben op het zuidelijk gelegen natuurgebied Buitengoor-Meergoor en op de bestaande grondwaterwinning.


De AGNAS-visie is terug te vinden onder 1.3.2. van de startnota en onder 3.1. van de procesnota. De procesnota bevat de verwijzing naar de website van Ruimte Vlaanderen : https://rsv.ruimtevlaanderen.be/RSV/Ruimtelijk-Structuurplan-Vlaanderen/Planningsprocessen/Landbouw-natuur-en-bos/Neteland

Meer informatie over het 2de Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan is terug te vinden op de website: https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/tweede-algemeen-oppervlaktedelfstoffenplan

Hoofdstuk 1.3.2. van de scopingnota bevat de motivatie voor de bestemmingswijziging in Schansheide.

De relevante resultaten van het plan-MER Kempense Meren I zijn terug te vinden in de scopingnota onder 1.4.5.

 

Waarom kan het vervangend ontginningsgebied niet bepaald worden op basis van volume in plaats van op basis van oppervlakte?

De economische omstandigheden vragen op dit ogenblik naar een bepaalde zandkwaliteit zoals gemotiveerd in de startnota. De behoefte aan kwartszand voor kwalitatief glas en hoogtechnologische toepassingen staat op zich. Die Vlaamse behoefte volgt uit het 2e Algemeen Delfstoffenplan (AOD) vastgesteld door de Vlaamse Regering op 19 december 2014. Daarin wordt voorzien dat de behoefte aan laag ijzerhoudend kwartszand kan worden opgevangen door een planologische ruil zoals hier voorzien wordt.

Onafhankelijk van de daar voorkomende volumes of kwaliteiten van zand wil het planproces het Zilvermeer en Schansheide bewaren om zijn bestaande ruimtelijke kwaliteiten
• Het Zilvermeer omwille van zijn waarde als recreatiegebied
• Schansheide omwille van zijn waarde als waardevol beemdenlandschap en beschermingsgebied voor waterwinning

Het is eigen aan de ruimtelijke ordening dat binnen een planologische ruiloperatie oppervlakte om oppervlakte wordt geruild.

Dat de aanduiding van een vervangend ontginningsgebied economische meerwaarden zou kunnen creëren is op zich niet te aanzien als een negatief gegeven en staat ook los van de ruimtelijke afweging die gemaakt wordt.

Een algemene beschrijving van de ondergrond is opgenomen in de startnota. De diepte van de ontginningen (en dus ook het volume) wordt vooral bepaald door een aantal milieurandvoorwaarden en niet louter door de dikte van de kwartszand-lagen.

In de scopingnota onder 2.8 discipline water wordt een ontginningsdiepte voor de vervangende ontginningsgebieden voorgesteld van 25 meter onder het huidige maaiveld.

 

Waarom is het PRUP belangrijk voor de recreatie in het Zilvermeer?

Het Zilvermeer vormt samen met Sunparks en het Zilverstrand de toeristisch-recreatieve hoofdpoort van de regio Kempense Meren. Het Zilvermeer alleen staat jaarlijks in voor ca. 200.000 bezoekers tijdens het toeristisch seizoen (april t.e.m. september) en is hierdoor één van de vier belangrijkste toeristisch-recreatieve terreinen van de provincie Antwerpen. Daarnaast is het Zilvermeer het 5de grootste openluchtrecreatief terrein van Vlaanderen, dat door zijn aanbod aan zwem- en watersportactiviteiten een volwaardig alternatief vormt voor de Kust.

Het Zilvermeer heeft op het gewestplan als huidige bestemming ook de aanduiding als reservegebied voor ontginningen. Vandaag is de zandontginner Sibelco eigenaar van het gebied. Gezien de bestemming en de bepalingen binnen de erfpachtovereenkomst tussen Sibelco en het Zilvermeer, kan het domein Zilvermeer mits de nodige vergunningen vanaf 2035 mogelijks ontgonnen worden. Het wegvallen van het Zilvermeer zou dan ook een belangrijke negatieve impact hebben op de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de regio.

Op korte termijn verandert er niets voor de mensen die op dit ogenblik een caravan hebben op het Zilvermeer.

Het PRUP Kempense Meren II voorziet het behoud van de toeristisch-recreatieve hoofdpoort Zilvermeer op lange termijn (na 2035).

Parallel met het planningsproces Kempense Meren II wordt gewerkt aan een overeenkomst tussen de provincie en Sibelco om de toekomst van het Zilvermeer op een rechtszekere manier te garanderen.

Meer informatie over het behoud van de recreatieve functie van het Zilvermeer en omgeving is terug te vinden in hoofdstuk 1.3.1. van de scopingnota.

 

Worden er flankerende maatregelen uitgewerkt voor de landbouw?

Er zijn verschillende grote professionele landbouwbedrijven in Mol Postel-Zuid. De voorstellen in het kader van het realiseren van Europese natuurdoelen en een vervangend gebied voor ontginningen heeft gevolgen voor een aantal van deze landbouwbedrijven.

In de nota landbouw vind je een beschrijving van de huidige landbouwsituatie binnen de plangebieden van Kempense Meren II terug. Het geeft ook een overzicht van de instrumenten die de overheid kan inzetten om de effecten op landbouw te beperken.

Door de ruimtevragen zal landbouwgrond verdwijnen in Postel-Zuid. De provincie sloot een overeenkomst af met VLM om een flankerend beleid uit te werken voor alle betrokken landbouwbedrijven. De landbouwbedrijven met een huiskavel in het gebied krijgen extra prioriteit.

In de omgeving van Postel-Zuid (o.a. Postel-Noord) staan er nog meer wijzigingen op stapel. Om oplossingen te zoeken werkt de provincie nauw samen met VLM en ANB die op de hoogte zijn van de veranderingen in bijvoorbeeld Postel-Noord. Hierdoor vermijden we dat een oplossing voor een landbouwer in Postel-Zuid een negatief effect heeft op een landbouwer in Postel-Noord.


Kan de overheid dwingende instrumenten inzetten om het PRUP te realiseren?

De overheid tracht het PRUP zoveel mogelijk in overleg met alle betrokkenen te realiseren. Indien er met de eigenaars en gebruikers geen akkoord wordt bereikt is er binnen het decreet landinrichting een mogelijkheid voorzien om onder bepaalde voorwaarden een grondruil af te dwingen. Daarom wordt er gesproken over ‘uit kracht van wet’.

Bij het inzetten van herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil zullen ruilgronden opgenomen worden in het grondruilplan. Dit grondruilplan gaat mee in openbaar onderzoek met het ontwerp PRUP en is dus voor iedereen openbaar. Het grondruilplan wordt opgemaakt door de landcommissie Antwerpen. De landcommissie bepaalt de waarde van de gronden. De ruiloperatie gebeurt waarde tegen waarde. Eigenaars en gebruikers krijgen ofwel dezelfde waarde van grond terug (met een marge van + of – 5% van de waarde die tegen betaling kan worden over- of onderbedeeld) of ze moeten akkoord gaan met een grotere onder- of overbedeling. Omdat dezelfde waarde van grond terug gegeven wordt aan de eigenaars en gebruikers voorziet het decreet landinrichting de mogelijkheid om het instrument dwingend (uit kracht van wet) in te zetten. Eigenaars en gebruikers hebben verschillende mogelijkheden tot inspraak bij het tot stand komen van het grondruilplan.

Het decreet landinrichting bevat ook instrumenten die gebaseerd zijn op vrijwilligheid, bijvoorbeeld de vrijwillige herverkaveling.

Meer informatie over het instrument herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil en de vrijwillige herverkaveling is terug te vinden in de nota landbouw onder 5.3.2.

 

Door wie en waar worden er ruilgronden gezocht? Gaat er onteigend worden? Wat gebeurt er met de pachtwetgeving?

De pachtwetgeving en verwijzingen naar pacht in andere decreten, wijzigt niet door dit PRUP.

In de nota landbouw wordt aangegeven dat ruilgronden voor de betrokken landbouwers een mogelijke oplossing zijn.

Voor de landbouwers die een huiskavel hebben in het gebied wordt er gezocht naar ruilgronden in de omgeving. Gronden die ter beschikking zijn worden dan ook prioritair ingezet als oplossing voor deze getroffen landbouwers.

Sibelco zoekt naar ruilgronden voor de pachters op haar gronden. Sibelco heeft verschillende eigendommen in de omgeving, ook op het grondgebied van de provincie Limburg.

Daarnaast zoekt VLM, in opdracht van de provincie, naar ruilgronden voor de andere betrokken landbouwers. Om een ruil mogelijk te maken kan het instrument herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil worden ingezet of kan gewerkt worden met een grondenbank.

Er is nog niet beslist welke instrumenten er ingezet zullen worden. Indien er instrumenten uit het decreet landinrichting worden ingezet moet er een financieel plan worden opgenomen in de inrichtingsnota (vervolg van de nota landbouw).

De provincie gaat niet onteigenen in Postel-Zuid.

Meer informatie over het instrument herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil is terug te vinden in de nota landbouw onder 5.3.2.
Meer informatie over de procedure van het planningsproces is terug te vinden in de procesnota in hoofdstuk 4.

Een engagement van Sibelco kan in de inrichtingsnota (vervolgnota van de nota landbouw) worden opgenomen.

 

Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse landbouwers?

Het gebied Postel is gelegen vlak bij de Nederlandse grens. De landbouwpercelen zijn soms eigendom van Nederlanders en sommige gronden worden gepacht door Nederlandse landbouwers.

Alle Vlaamse wetgeving is van toepassing op de gronden die gelegen zijn in Vlaanderen. De pachtwetgeving wordt toegepast onafhankelijk van de nationaliteit.

De Vlaamse wetgeving rond landinrichting (vb. ruilen van gronden,…) kan niet toegepast worden op Nederlands grondgebied.

Meer informatie over de Vlaamse wetgeving landinrichting is terug te vinden in hoofdstuk 2 van de nota landbouw. Meer informatie over alle mogelijke instrumenten die in Vlaanderen kunnen toegepast worden is terug te vinden in hoofdstuk 5.3 van de nota landbouw.

 

Wanneer worden er concrete afspraken gemaakt met de betrokken landbouwers?

De nota landbouw geeft een beschrijving van de landbouwsituatie en een overzicht van alle mogelijke instrumenten om de gevolgen voor de betrokken landbouwers te verminderen.

De nota landbouw geeft geen concrete maatregelen weer per landbouwbedrijf. Op basis van onder meer het milieuonderzoek kunnen de plangebieden nog wijzigen zodat ook de gevolgen voor de betrokken landbouwers nog kunnen wijzigen. De resultaten van het milieuonderzoek en de gevolgen ervan op de plannen zijn pas gekend bij het ontwerp-PRUP en het ontwerp-plan-MER.

Daarom zullen pas in de volgende fase concrete voorstellen voor de betreffende bedrijven worden besproken. Het is de bedoeling dat er voldoende duidelijkheid en zekerheid is over de maatregelen alvorens het PRUP definitief wordt goedgekeurd.

Het is mogelijk dat het instrument herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil wordt ingezet. Bij dit instrument wordt een grondruilplan opgemaakt. Indien hiervoor wordt gekozen zal het grondruilplan samen openbaar worden met het ontwerp van PRUP zodat beiden maximaal op elkaar worden afgestemd en beiden samen definitief worden goedgekeurd.

Welke instrumenten wanneer ingezet worden en is nog niet beslist.

Hoe de communicatie met de landbouwers zal verlopen wordt nog verder afgesproken en wordt aangepast op basis van evoluties in het planningsproces.

Meer informatie over het instrument herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil is terug te vinden in de nota landbouw onder 5.3.2.
Meer informatie over de procedure van het planningsproces is terug te vinden in de procesnota in hoofdstuk 4.

 

Wat is een PRUP?

RUP is de afkorting van ‘Ruimtelijk Uitvoeringsplan’. Dit plan geeft de bestemming van een gebied weer. Bijvoorbeeld: woongebied, natuurgebied, industriegebied. Het zegt waarvoor je op een bepaalde plek een vergunning kunt aanvragen. Maakt de provincie het plan op, dan spreken we van een ‘Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan’ of PRUP.

 

Wat zijn de gevolgen van een PRUP?

Een nieuw PRUP heeft geen onmiddellijke gevolgen voor de bestaande vergunde situatie op het terrein maar wel voor nieuwe activiteiten, ontwikkelingen en/of bebouwingen. Je kunt enkel een vergunning krijgen voor zaken die passen binnen het PRUP. Wijzigt een PRUP bijvoorbeeld een woongebied in recreatiegebied, dan is daar een nieuwe vergunning voor permanent wonen niet mogelijk.

 

Hoe komt een PRUP tot stand?

 

Wat is een startnota?

De startnota beschrijft waarom er een plan wordt opgemaakt.

  • Geeft de gebieden aan waar het plan wordt opgemaakt en welke wijzigingen worden onderzocht.
  • Geeft aan welke alternatieven er mogelijk zijn (andere gebieden, andere invullingen).
  • Geeft aan welke onderzoeken er nog zullen gebeuren en hoe deze zullen gebeuren.

 

Wat is een procesnota?

De procesnota beschrijft het planningsproces:

  • Wat gebeurt er wanneer?
  • Wie wordt erbij betrokken?
  • Wie kan er wanneer advies of opmerkingen geven?
  • Wat gebeurt er met de opmerkingen in de verschillende fasen?
  • Wanneer worden er beslissingen genomen?

Het is een informatief document dat aangepast wordt na belangrijke stappen:

  • Wat is er effectief gebeurd?
  • Meer details over de volgende stap.

 

Wat is een nota landbouw?

  • De nota landbouw geeft een overzicht van de huidige landbouwsituatie in het gebied.
  • Is een aanzet tot inrichtingsnota.  Er ontbreekt nog een beslissing over welke instrumenten op welke gronden zullen ingezet worden en wie dit zal betalen.
  • Geeft een overzicht van alle instrumenten die de overheid kan inzetten om de effecten op de landbouw te beperken.

 

Wat is een inrichtingsnota?

  • De inrichtingsnota geeft weer welke concrete maatregelen en instrumenten kunnen worden ingezet om de doelstellingen in een bepaald gebied te realiseren.
  • Het gaat om de instrumenten uit het decreet landinrichting zoals: verwerving van onroerende goederen, recht van voorkoop, verschillende mogelijke vormen van herverkaveling, vrijwillige bedrijfsverplaatsing, vestigen van erfdienstbaarheden tot openbaar nut,…
  • Bevat een uitvoeringsprogramma en een financieringsplan.

Wat is een scopingnota?

  • De scopingnota verwerkt de adviezen, reacties van de publieke raadpleging en het participatiemoment.
  • Beschrijft de aspecten die in het ruimtelijk onderzoek, het milieuonderzoek en in het kader van het flankerend landbouwbeleid, verder moeten onderzocht worden.
  • Beschrijft hoe de vervolgonderzoeken moeten gebeuren.

Waar kunnen burgers en organisaties opmerkingen maken op de documenten?

Er zijn twee ogenblikken waarop burgers en organisaties opmerkingen kunnen maken op de documenten:

1. Tijdens de publieke raadpleging:

  • Voor het PRUP Kempense Meren wordt dit georganiseerd van 11 september tot en met 9 november 2017.
  • De startnota, procesnota en nota landbouw zijn raadpleegbaar tijdens de publieke raadpleging.

2. Tijdens het openbaar onderzoek: 

  • Voor het PRUP Kempense Meren wordt ernaar gestreefd dit te organiseren in het voorjaar van 2018.
  • Het ontwerp-PRUP, de ontwerpen van de effectenrapporten (het plan-MER en de inrichtingsnota als opvolger van de nota landbouw) zijn raadpleegbaar tijdens het openbaar onderzoek.

 

Door wie en wanneer worden er beslissingen genomen?

Het is de provincieraad van de provincie Antwerpen die de belangrijkste beslissingen neemt. Bij de voorlopige vaststelling beslist de provincieraad dat de documenten voldoende zijn om deze voor te leggen aan de burgers en overheden tijdens het openbaar onderzoek. Tijdens de definitieve vaststelling beslist de provincieraad over alle aanpassingen aan de documenten op basis van de opmerkingen tijdens het openbaar onderzoek. De documenten die voorliggen tijdens het openbaar onderzoek zijn het ontwerp-PRUP en de ontwerp effectrapporten. Voor Kempense Meren zijn dit het plan-MER en de inrichtingsnota (opvolger van de nota landbouw).